Перевод: с нидерландского на все языки

со всех языков на нидерландский

Со всех языков на:
Нидерландский
С нидерландского на:
Английский

a full house

Толкование Перевод

1 zaal

zaal

1 [groot vertrek] room ⇒ 〈 zeer groot〉 hall

2 [sportzaal; ziekenhuiszaal] hall ⇒ ward 〈 van een ziekenhuis〉, auditorium 〈 van een schouwburg〉

3 [gebouw voor bijeenkomsten/uitvoeringen] hall ⇒ house

4 [publiek] house

♦voorbeelden:

2   op zaal liggen • be in a ward

3   een stampvolle zaal • a crowded/packed hall, a full house

     volle zalen trekken • draw/attrack/bring in full houses/capacity crowds

4   de zaal lag plat • it brought the house down

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zaal
2 huis

huis

1 [gebouw (als woning)] house

2 [huisgezin] home

3 [(vorstelijk) geslacht] House

♦voorbeelden:

1   huis van bewaring • house of detention

     huis en haard • hearth and home

     het huis des Heren • the house of God

     het huis alleen hebben • have the house to oneself

     een eigen huis hebben • own one's own house

     halfvrijstaand huis • 〈 voornamelijk Brits-Engels〉 semi-detached; ^Aduplex

     〈 figuurlijk〉 dan is het huis te klein • then all hell will break loose

     open huis houden • have an open ^Bday/ ^Ahouse

     een uitverkocht huis • a full house

     een huis vol hebben • have a houseful

     hij doet in/bezit huizen • he deals in/owns property

     〈 figuurlijk〉 er is geen huis met hem te houden • he is impossible

     het ouderlijk huis verlaten, uit huis gaan • leave home

     huis aan huis (verkopen) • (sell) door-to-door

     aan huis gebonden • housebound, tied to one's house

     bezorging aan huis • home delivery

     om wat dichter bij huis te blijven • 〈 figuurlijk〉 to take an example close(r) to home

     dicht bij huis • near home

     een huis in een rij • a ^Bterraced/ ^Arow house

     huis in de stad • town house

     iemand in huis hebben/nemen • have a/take in a lodger

     in huis (moeten) blijven 〈 van zieke〉 • (have to) stay indoors

     in huis is het veel warmer • it's much warmer inside

     pantoffels voor in huis • slippers for indoors

     heel wat in huis hebben • 〈 figuurlijk〉 have a lot going for one

     niets in huis hebben • have no food/drinks in the house

     ik ga/moet naar huis • I'm off, I must be getting back/home

     mee naar huis nemen • take home

     naar huis sturen • send home; 〈 arbeiders ook〉 lay off; 〈 patiënten〉 discharge; 〈 soldaten〉 demobilize

     een meisje naar huis brengen • see/take/walk a girl home

     iemand uit zijn huis zetten • turn someone out (of his house)

     nu de kinderen het huis uit zijn • now that the children have all left

     een huis van drie verdiepingen • a three-storeyed house

     ik kom van huis • I have come from home

     dan zijn we nog verder van huis • 〈 figuurlijk〉 then we will be even worse off, that's not going to get us anywhere

     (op kosten) van het huis • 〈 van de zaak〉 on the house

     tuin vóór het huis • front garden

     twee huizen onder één kap • 〈 voornamelijk Brits-Engels〉 semi-detached houses; ^Aduplexes

     een tweede huis • a second home

     Lauriergracht 78 huis • ^Bground floor flat/^Afirst-floor apartment, 78 Lauriergracht

2   〈 figuurlijk〉 het is niet om over naar huis te schrijven • it is nothing to write home about

     〈 figuurlijk〉 van huis uit • originally, by birth

     van huis weglopen • run away from home

3   het Huis van Oranje • the House of Orange

     van goeden huize komen • 〈 van goede familie〉 be of good birth; 〈 erg goed zijn〉 have what it takes

     het Koninklijk huis • the Royal Family

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > huis
3 bak

bak¹

〈de〉

1 [voorwerp om iets in te bergen] (storage) bin; 〈 reservoir〉 cistern, tank; 〈 ondiep〉 tray; 〈 natuurkunde〉 vessel; 〈 trog〉 trough; 〈 etensbak〉 dish, bowl; 〈 in auto〉 boot, ^Atrunk; 〈 kattenbak〉 tray

2 [grap] joke

3 [gevangenis] can ⇒ jug, clink

4 [kop (koffie)] cup (of coffee)

5 [auto] big car

♦voorbeelden:

1   een houten bak • a wooden dish

     〈 figuurlijk〉 de regen komt bij bakken uit de lucht • it's coming down in buckets

     een bak met planten • a tray of plants

2   een goede/schuine bak • a good/dirty joke

     een bak vertellen • crack a joke

3   de bak ingaan • be clapped in jail

     in de bak zitten • do time

5   een Amerikaanse bak • a big American car

¶   een volle bak • a full house

     aan de bak komen • get a job/ 〈 beurt〉 turn

————————

bak²

〈 bijwoord〉〈 scheepvaart〉

♦voorbeelden:

¶   bak liggen • have been laid back

     bak staan • have been taken back

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > bak
4 de voltallige Tweede Kamer heeft de minister teruggefloten

de voltallige Tweede Kamer heeft de minister teruggefloten

the full House blew the whistle on the minister

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de voltallige Tweede Kamer heeft de minister teruggefloten
5 een stampvolle zaal

een stampvolle zaal

a crowded/packed hall, a full house

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een stampvolle zaal
6 een uitverkocht huis

een uitverkocht huis

a full house

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een uitverkocht huis
7 een volle bak

een volle bak

a full house

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een volle bak
8 terugfluiten

terugfluiten

1 [sport] call back 〈 ook figuurlijk〉

2 [met een fluitje terugroepen] whistle back

♦voorbeelden:

1 de voltallige Tweede Kamer heeft de minister teruggefloten • the full House blew the whistle on the minister

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > terugfluiten
9 uitverkocht

uitverkocht

1 [niet meer verkrijgbaar] sold out ⇒ 〈bepaalde druk van boek enz. ook〉 unavailable, 〈bepaalde druk van boek enz. ook〉 out of print

2 [vol] sold/booked out ⇒ fully booked

3 [alles verkocht hebbend] sold out

♦voorbeelden:

1   onze kousen zijn uitverkocht • 〈 ook〉 we are out/we have run out of stockings

2   voor een uitverkochte zaal spelen • play to a full house

3   〈 figuurlijk〉 hij is uitverkocht • he's got nothing left; 〈 bezit niets meer, ook〉 he's (been) cleaned out

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > uitverkocht
10 voor een uitverkochte zaal spelen

voor een uitverkochte zaal spelen

play to a full house

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > voor een uitverkochte zaal spelen
11 vol

vol

1 [geheel gevuld] full (of) ⇒ filled (with)

2 [over de hele oppervlakte bedekt] full (of) ⇒ covered (with/in)

3 [gevuld] full

4 [waaraan niets ontbreekt] complete ⇒ whole

5 [geheel zijnde wat het zelfstandig naamwoord noemt] full

6 [met betrekking tot geluiden] full ⇒ rich

7 [met betrekking tot kleuren] deep ⇒ intense

♦voorbeelden:

1   〈 figuurlijk〉 zij luisterde vol aandacht naar zijn woorden • 〈 ook〉 she hung on(to) his every word

     de verhandeling zat vol fouten • 〈 ook〉 the paper was riddled with errors

     een reis vol gevaren • a hazardous journey

     〈 figuurlijk〉 hij zit vol grappen • he's always joking (around)

     vol nieuwe ideeën • 〈 ook〉 teeming with new ideas

     een huis vol mensen • a house full of people

     met een volle mond/met de mond vol praten • talk with one's mouth full

     〈 figuurlijk〉 vol ontzetting/afgrijzen • in dismay/in horror

     een kamer vol rook • a room thick with smoke

     de tram is vol • the tram is full (up)

     de hele stad is er vol van • 〈 figuurlijk〉 it's the talk of the town

     iets vol maken/gieten/stoppen • fill something up

     het was er vol • it was full/crowded (there)

     helemaal vol • full up, packed

     〈 figuurlijk〉 vol van iets zijn • be full of something

2   een weide vol bloeiende paardenbloemen • a meadow full of/ 〈 formeel〉 abloom with dandelions

     de tafel ligt vol boeken • the table is covered with books

     een muur vol plakken met posters • cover a wall with posters

     de kranten staan er vol van • the papers are full of it

     de tafel stond vol met cadeaus • the table was loaded with presents

3   een vol gezicht/ een volle boezem • a full/chubby face, a full bosom

4   een volle dagtaak • a full day's work; 〈 figuurlijk ook〉 a full-time job

     het volle gewicht hebben • contain the full/entire weight

     het volle loon • full pay

     het kostte hem acht volle maanden • it took him all of eight months

     met het volste recht/ in het volste vertrouwen • quite rightly/in complete confidence

     een volle week de tijd hebben • have a full/whole week

     ten volle • fully, entirely

5   zij is een volle nicht van me • she's my first cousin

¶   iemand voor vol aanzien • take someone seriously

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > vol
12 pension

pension

1 [kosthuis] guest house ⇒ boarding house

2 [kostgeld] board ⇒ lodging

3 [kost en inwoning] bed and board

4 [met betrekking tot huisdieren] kennel

♦voorbeelden:

1   zij houdt een pension • she is running a boarding house

3   half pension • half board

     vol pension • full board

     in pension zijn • be a lodger

4   de hond in een pension doen • put the dog in a kennel/in kennels

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > pension
13 een huis vol mensen

een huis vol mensen

a house full of people

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een huis vol mensen
14 naam

naam

1 name ⇒ 〈 faam ook〉 reputation

♦voorbeelden:

1   te goeder naam en faam bekendstaan • have a good reputation

     een man van naam • a man of repute/standing

     iemand met naam en toenaam noemen • mention someone by (his full) name

     een dubbele naam • a double name; 〈Brits-Engels ook: naam met koppelteken〉 a double-barrelled name

     de eigen naam • one's maiden name

     het kan nadelig zijn voor zijn goede naam • it may harm his reputation

     een goede/slechte naam hebben • have a good/bad reputation/name

     daardoor heeft het beroep een slechte naam gekregen • this has given the profession a bad name

     zijn naam eer aandoen • live up to one's reputation/name

     de rol waarmee hij naam heeft gemaakt • the role that made his name

     dat mag geen naam hebben • that's not worth mentioning

     de naam hebben (van) rijk te zijn • be said to be rich

     laat mijn naam erbuiten • leave my name out of this

     zijn hond luistert naar de naam Mao • his dog answers to (the name of) Mao

     naam maken • make a name for oneself (with/as)

     een collega wiens naam ik niet zal noemen • a colleague who shall remain nameless

     zijn naam ophouden • live up to one's name/reputation

     zijn naam ergens onder zetten • sign one's name to something

     de dingen bij de naam noemen • call a spade a spade

     hij is in naam eigenaar • he is nominally the owner/the owner in name (only)

     vrij op naam • no legal charges, no law costs

     een cheque uitschrijven op naam van • make out a cheque to

     zij heeft vier boeken op haar naam staan • she has four books to her name

     het huis staat op zijn naam • the house is in his name

     te naam stellen van • put in the name of

     ten name van, op naam van • in the name of

     uit mijn naam • from me, on my behalf

     iemand van naam kennen • know someone by name

     wat was uw naam ook weer? • what did you say your name was?

¶   mijn naam is haas • search me

     de grote namen in het peloton • the big names among the pack

     in naam der wet • in the name of the law

     met name • particularly, in particular

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > naam
15 trekken

trekken

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 [kracht uitoefenen op iets] pull

2 [in een bepaalde richting gaan] go, move; 〈 reizen〉 travel; migrate 〈 vogels, stammen, enz.〉

3 [spierbewegingen maken] stretch

4 [luchtstroom doorlaten] draw

5 [in een richting getrokken worden] pull

6 [lijken (op)] be like

♦voorbeelden:

1   〈 figuurlijk〉 er hard aan trekken • put one's back into it

     aan een sigaar trekken • puff at/draw a cigar

2   in een huis trekken • move into a house

     over een rivier trekken • cross a river

     ten strijde/te velde trekken • go into battle

3   met zijn been trekken • walk with a stiff leg

4   de kachel trekt goed • the stove draws well

5   krom trekken • pull crooked; 〈 draaien〉 twist; 〈 gebogen worden〉 warp

     de kinderen trekken nogal naar hun vader • the children take more to their father

¶   thee laten trekken • brew tea

II 〈 onovergankelijk, overgankelijk werkwoord〉

1 [tussen iets anders uitnemen] draw ⇒ 〈tandarts enz.〉 extract, pull (out)

2 [aantrekken] draw

3 [als zijn deel ontvangen] draw ⇒ get

4 [gewichtheffen] snatch

♦voorbeelden:

2   publiek/kopers trekken • draw an audience/customers

     volle zalen trekken • play to/draw full houses

3   van de steun trekken • draw unemployment benefit

III 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 [in genoemde toestand/op genoemde plaats brengen] pull

2 [slepen] pull ⇒ draw, tow

3 [naar zich toehalen, ook figuurlijk] draw

4 [aftreksel maken van] make

5 [eruit halen, afleiden] draw ⇒ 〈 wiskunde〉 extract 〈 wortel〉

6 [doen ontstaan] draw

7 [uit een plaats vandaan halen] get

8 [door spierbewegingen doen ontstaan] make ⇒ pull

♦voorbeelden:

1   men moest het antwoord uit hem trekken • the answer had to be dragged out of him

     iemand aan zijn haar trekken • pull someone's hair

     iemand aan zijn mouw trekken • pull (at) someone's sleeve

3   de aandacht trekken • attract attention

5   een conclusie trekken • draw a conclusion

     een horoscoop trekken • cast a horoscope

     lering trekken uit iets • learn (a lesson) from something

     〈 wiskunde〉 de wortel uit een getal trekken • find/extract the (square/cube/ 〈enz.〉 ) root of a number

6   we moeten ergens een grens trekken • we must draw the line somewhere

     〈 figuurlijk〉 één lijn trekken • adopt one single view

8   gezichten trekken • make/pull (silly) faces

¶   iets in het belachelijke trekken • ridicule something

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > trekken
16 voet

voet

1 [lichaamsdeel; deel van een kous] foot

2 [onderste gedeelte] foot ⇒ base

3 [versvoet; lengtemaat] foot

4 [grondslag] footing; terms 〈 meervoud〉

5 [afdruksel] footprint

♦voorbeelden:

1   op blote voeten • barefoot

     〈 figuurlijk〉 op staande voet • at once, on the spot; 〈 met betrekking tot verleden ook〉 then and there

     〈 figuurlijk〉 iemand op staande voet ontslaan • dismiss someone on the spot

     〈 figuurlijk〉 iemand op vrije voeten stellen • set someone free

     〈 figuurlijk〉 ergens (vaste) voet krijgen • gain a (firm) foothold somewhere, obtain a firm footing

     de voeten vegen • wipe one's feet

     〈 figuurlijk〉 iemand de voet dwars zetten • put a spoke in someone's wheel, thwart/frustrate someone

     aan iemands voeten liggen • 〈 ook figuurlijk〉 lie at someone's feet

     voet aan wal zetten • set foot ashore

     〈 figuurlijk〉 dat heeft heel wat voeten in de aarde • that'll take some doing

     onder de voet gelopen worden • be trampled (underfoot); 〈 figuurlijk〉 be overrun

     iemand op de voet volgen • follow in someone's footsteps

     〈 figuurlijk〉 de gebeurtenissen/de ontwikkelingen op de voet volgen • 〈 bijhouden〉 keep (a close) track of events/developments

     te voet gaan • walk, go on foot

     〈 beeldende kunst〉 een portret ten voeten uit • a full-length portrait

     〈 figuurlijk〉 dat is hem ten voeten uit • that's (so) typical of him

     〈 figuurlijk〉 zich uit de voeten maken • take to one's heels

     nog goed uit de voeten kunnen • still be steady on one's legs

     〈 figuurlijk〉 met iets uit de voeten kunnen • be able to do something with something

     iemand iets voor de voeten gooien • 〈 figuurlijk〉 throw something in someone's face

     voor de voet(en) weg • off-hand

     iemand voor de voeten lopen • 〈 figuurlijk〉 hamper someone, get under someone's feet

     voet(je) voor voet(je) • step by step

     de zieke kan geen voet verzetten • the patient is too weak to move

     geen voet buiten de deur zetten • not set foot outside the door

     ik zet daar geen voet meer in huis • I won't ever set foot in that house again

     〈 figuurlijk〉 geen voet aan de grond krijgen • have no success, make no headway

     〈 figuurlijk〉 voet bij stuk houden • stick to one's guns

2   de voet van een glas • the stem/base of a glass

     de voet van een zuil/lamp • the base of a column/lamp

4   op bescheiden voet leven • live modestly

     op gelijke voet met elkaar omgaan • be on an equal footing

     op gespannen voet staan met iemand • be at odds with someone

     zij staan op goede/vriendschappelijke voet met elkaar • they are on good/friendly terms (with each other)

     op grote voet leven • live in (great) style

     op te grote voet leven • live beyond one's means

     op vertrouwelijke voet staan met iemand • be on familiar terms with someone

     de zaken op dezelfde voet voortzetten • continue business (on the same footing) as before

     op voet van oorlog leven • be on a war footing

     op voet van gelijkheid • on equal terms

5   vuile voeten op een kleed maken • leave dirty footprints on a carpet

¶   de belastingvrije voet • tax-free foot

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > voet
17 werk

werk

1 [het werken; baan; taak; werkstuk] work ⇒ job, task

2 [plaats] work

3 [daad] work ⇒ deed

4 [mechanisme] works ⇒ 〈 piano〉 action

♦voorbeelden:

1   de werken van/het verzamelde werk van Goethe • Goethe's (collected) works

     het betere werk • the right thing

     zijn werk goed/slecht doen • make a good/bad job of one's work

     het grote werk • the big job

     geen half werk doen • not stop at half measures, go the whole hog

     ze houden hier niet van half werk • they don't do things by halves here

     dat is een heel werk • it's quite a job

     los werk hebben • have a casual job

     het is onbegonnen werk • it's a hopeless task

     publieke werken • public works

     uitstekend werk leveren • do/ 〈 met betrekking tot machine ook〉 produce excellent work

     het vuile werk opknappen (voor iemand) • do the dirty work (for someone)

     aangenomen werk • contract work

     een nieuwe fabriek geeft werk aan 250 mensen • a new factory provides jobs/work for 250 people

     (vast) werk hebben • have a regular job

     het is zijn werk • it's his business

     hij kan het werk niet aan • 〈 te zwaar〉 he isn't up to his work; 〈 te veel〉 he's up to the neck in work

     veel werk maken van de aankleding van zijn huis • take great pains over the furnishing of one's house

     iemand werk opdragen • give someone a task

     (op school) werk opgeven • give an assignment

     het werk staken • cease work; 〈 staken〉 strike

     werk zoeken • look for work/employment

     〈 figuurlijk〉 lang werk hebben • be long (in doing something)

     〈 figuurlijk〉 heb je altijd zo lang werk met het eten klaarmaken • do you always take so long preparing dinner/breakfast/ 〈enz.〉

     aan het werk gaan • set to work

     druk aan het werk zijn • 〈 ook〉 be up and about

     aan het werk houden • keep going

     iedereen aan het werk! • everybody to their work!

     iemand aan het werk zetten • put someone to work

     hard aan het werk gaan • set to work at full tilt

     〈 figuurlijk〉 er is werk aan de winkel • there's work to be done, there's a lot to do/to be done

     er is weinig werk in de bouw • work is slack in the building trade

     hoe gaat dat in z'n werk? • how is it done?

     werk in uitvoering • road works

     hoe is dat allemaal in zijn werk gegaan • how did it all come about

     het ging allemaal zo razendsnel in zijn werk • it was all such very quick work

     onder het werk mag er niet gerookt worden • smoking is forbidden at work/during working hours

     te werk stellen • employ, set to work

     heel behoedzaam te werk gaan • go very carefully

     impulsief te werk gaan, oneerlijk te werk gaan • act on impulse, act unfairly

     ieder ging op zijn eigen manier te werk • each took his/her own line

     te werk gesteld worden 〈 onder dwang〉 • do forced labour

     zonder werk zitten • be out of work/unemployed

2   naar zijn werk gaan • go to work

     niet op zijn werk komen • fail to turn up for work/duty

3   de werken der barmhartigheid • the works of mercy

¶   (dat is) mooi werk • nice (bit of) work

     werk van iemand maken • play up to someone

     werk van iets maken • do something about something; take action; 〈 sterker〉 put some work into something; 〈 klacht indienen〉 complain about something

     ze wilden er geen werk van maken • they didn't want to take the matter in hand

     alles in het werk stellen • make every effort to, strain every nerve (to), leave no stone unturned

     dat is geen werk • that's unfair

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > werk

См. также в других словарях:

Full House (season 5) — Season 5 DVD cover Country of origin United States … Wikipedia
Full House (disambiguation) — Full house may refer to:in television: * Full House , an American television series * Full House (2004 TV series), a Korean mini seriesin music: * Full House , by the folk rock group Fairport Convention * Full House , by jazz guitarist Wes… … Wikipedia
Full House — Título Padres forzosos (España) Tres por tres (Hispanoamérica) Un Hogar casi perfecto (Ecuador) Género Sitcom Creado por Jeff Franklyn Reparto John Stamos Bob Saget Dave Coulier Candace Cameron Jodie Sweetin … Wikipedia Español
Full House — Fụll House 〈[ haʊs] n.; , s [ sız]〉 Pokerblatt, das aus einmal drei u. einmal zwei gleichen Karten besteht, (z. B. drei Asse u. zwei Damen) [engl., eigtl. „volles Haus“] * * * Full House [ fʊl haʊs ], das; , s [ haʊzɪs] [engl. full house, eigtl … Universal-Lexikon
Full House — (deutsch Volles Haus) bezeichnet bei verschiedenen Glücksspielen eine Fünferkombination in der ein Wert dreimal vorkommt und einer zweimal. Der Begriff wird verwendet beim beim Poker, siehe Hand (Poker)#Full House beim Würfelspiel Kniffel… … Deutsch Wikipedia
Full House Hotel — (Кортрейк,Бельгия) Категория отеля: 2 звездочный отель Адрес: Burgemeester Pyckestraat 35B … Каталог отелей
Full House Homestay — (Хойан,Вьетнам) Категория отеля: Адрес: 20 Xuan Dieu, Tan An, Хойан, Вьетнам … Каталог отелей
Full House Hotel — (Дананг,Вьетнам) Категория отеля: 1 звездочный отель Адрес: Lot I8 Pham Van Dong, Дананг, Вьетнам Описание: Отель Full House с комфортабельными номерами, бесплатным WiFi на вс … Каталог отелей
Full House (Frankie Miller album) — Full House Studio album by Frankie Miller Released June 1977 Recorded 1976 Genre Blues Rock … Wikipedia
Full House — [ haus] das; , s [ hauziz], auch Full|house das; , s <aus gleichbed. engl. full house, eigtl. »volles Haus«>: 1. Kartenkombination beim ↑Poker. 2. (ugs.) volles Haus, drangvolle Enge … Das große Fremdwörterbuch
full house — full houses N COUNT If a theatre has a full house for a particular performance, it has as large an audience as it can hold. ...playing to a full house … English dictionary

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с нидерландского на все языки

a full house

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с нидерландского на все языки

a full house

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: